Dossier Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid na 10 jaar nog niet voldoende opgelost

Bekijk alle artikelen

Gepubliceerd op: 15/10/2021

Binnenkort stop ik als Ombudsman Pensioenen. In mijn periode als ombudsman heb ik mooie bemiddelingsresultaten kunnen realiseren voor deelnemers. Dit artikel gaat over een dossier waarin nog onvoldoende beweging zit. Ook mijn voorganger, Piet Keizer, hield zich er al mee bezig.
Het gaat over arbeidsongeschikte werknemers, die geen premievrije pensioenopbouw krijgen, omdat ze te laat waren met de aanvraag. Ze zijn in veel situaties te laat omdat niemand heeft verteld dat ze recht hebben op premievrije pensioenopbouw. De premievrije opbouw krijgen ze alleen als hun aanvraag binnen een of twee jaar is ingediend. In dit artikel vraag ik opnieuw dringend aandacht voor dit probleem.

Het is bijna 10 jaar geleden dat mijn voorganger in zijn jaarverslag 2011/12 melde dat hij hoopte dat de problemen met toekenning van premievrije opbouw wegens arbeidsongeschiktheid in de toekomst konden worden voorkomen. Dit was naar aanleiding van de aanpassing van artikel 37 Pensioenwet. Nadat de verplichting voor pensioenuitvoerders om een contract af te sluiten met het UWV was mislukt, kwam de bepaling die zegt dat de pensioenuitvoerders de benodigde informatie kunnen opvragen bij het UWV. Er is nu een wetsartikel dat de melding van arbeidsongeschiktheid van een (ex)deelnemer door het UWV op verzoek aan pensioenuitvoerders regelt. Het idee was dat door dit artikel elke arbeidsongeschikte deelnemer die in aanmerking komt voor premievrije pensioenopbouw die ook zou krijgen. Helaas is dat nog altijd niet het geval.

In een later jaarverslag (2016) stelde de ombudsman dat pensioenreparatie voor arbeidsongeschikte gewezen deelnemers op grond van artikel 37 PW per 1 januari 2011 kan worden afgedwongen. Voor de periode vóór 2011 pleitte hij voor meer coulance. Ik constateer in 2021 dat er te weinig is gedaan met deze aanbeveling.

Waar gaat het om?

Bijna alle pensioenregelingen kennen de bepaling dat een werknemer die arbeidsongeschikt wordt toch pensioen kan blijven opbouwen, ook al is hij of zij niet meer in dienst. Ook als de werknemer geen loon meer ontvangt, wordt er zolang die arbeidsongeschikt is wel pensioen opgebouwd. Noch de werkgever noch de werknemer betaalt premie voor deze pensioenopbouw. De pensioenopbouw wordt gefinancierd door de pensioenuitvoerder. Daarom heet het premievrije pensioenopbouw. Dat is een afspraak die sociale partners maken. Deze afspraak is een van de belangrijke componenten van de solidariteit die in veel pensioenregelingen zit. Er wordt voor deze dekking (in solidariteit) extra premie betaald in de vorm van een opslag. Uit die extra premie betaalt de pensioenuitvoerder die pensioenopbouw voor de arbeidsongeschikte werknemer.

Het is vreemd dat lange tijd die – op zichzelf mooie – afspraak nogal was verstopt. Hierdoor lopen mensen pensioen mis. Eén van de voorwaarden was namelijk dat je jezelf moest melden als je gebruik wilt maken van die voortgezette opbouw en dat ook nog binnen een jaar (soms 2 jaar, en ook slechts 3 maanden) nadat je arbeidsongeschikt bent geworden. Het werd niet of zeer onduidelijk verteld dat je dit moet doen op het moment dat je gehele of gedeeltelijke pensioenopbouw via de werkgever ophield.

Het gevolg is, dat mensen er pas jaren later achter komen dat ze geen pensioen hebben opgebouwd in de jaren dat zij arbeidsongeschikt waren, omdat ze niet zelf op tijd aan de bel hebben getrokken. Als zij dan alsnog aan hun pensioenuitvoerder vragen om dat gemis aan pensioenopbouw te herstellen krijgen ze dat niet of maar zeer beperkt. Het argument is dan altijd dat uitvoering van het pensioenreglement voorop staat en dat noemt de beperking van het tijdig melden van de arbeidsongeschiktheid. Het andere vaak genoemde argument is dat de kosten van volledige reparatie te hoog zijn en dit niet evenwichtig is ten opzichte van de andere deelnemers van het pensioenfonds. De arbeidsongeschikte moet om zijn recht te krijgen een dure procedure bij de rechter starten en dan blijkt het benodigde bewijs vaak niet meer te bestaan.

Bijzondere groep, geen deelnemer meer voordat recht op premievrijstelling ontstaat
Er is nog een groep die naast het premievrije pensioen bij arbeidsongeschiktheid grijpt en dat zijn de mensen die uit dienst zijn gegaan voordat ze de WIA of WAO-uitkering gingen ontvangen. In veel pensioenreglementen is het recht op premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid verbonden aan de voorwaarde dat tijdens of direct aansluitend aan de beëindiging van de loondoorbetaling de WIA of WAO-uitkering moet zijn toegekend.

Dit gaat mis bij de mensen van wie tijdens hun ziekte het tijdelijke arbeidscontract afloopt en daarmee ook het deelnemerschap aan de pensioenregeling eindigt. Omdat ze geen deelnemer meer zijn op de dag dat het recht op premievrije pensioenopbouw ontstaat krijgen ze die premievrije opbouw niet. Dat is eenvoudig op te lossen door een paar maanden vrijwillig premie op eigen kosten door te laten betalen. Ook dat werd helaas niet verteld, zodat ook deze groep achter het net vist als de pensioenuitvoerder niet wil meewerken aan herstel. Zie hierover ook mijn blog “Niet elke termijn is hard”.

Argumenten

Vanaf 2008 (van kracht worden artikel 39 PW) is een pensioenuitvoerder verplicht om de deelnemer bij einde deelnemerschap duidelijk te vertellen over de consequenties van arbeidsongeschiktheid. Dus met chocoladeletters de deelnemer wijzen op het feit dat hij/zij onder voorwaarden, waaronder meldingsplicht, in aanmerking kan komen voor een premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Helaas zie ik die duidelijke communicatie zelden in de dossiers. Vanaf 2011 kan de pensioenuitvoerder de benodigde informatie krijgen van het UWV, dus de voorwaarde van meldingsplicht van de deelnemer is niet meer nodig.

Daarnaast zit er in de totale pensioenpremie die betaald wordt een opslag voor het recht op premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Er wordt een recht gecreëerd in het reglement, je betaalt er premie voor, je wordt geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt en dan krijg je het niet. Daardoor zou er in het verleden sprake kunnen zijn geweest van een positief resultaat op arbeidsongeschiktheid voor de pensioenuitvoerder of in de daarvoor gesloten herverzekering. Door het gebrek aan communicatie heeft de pensioenuitvoerder geen extra pensioen hoeven op te bouwen en op deze voorziening dus mogelijk winst gemaakt.

Wat had er moeten gebeuren?

Al jaren voordat artikel 39 Pensioenwet van kracht werd in 2008 waren de teksten van de wet bekend. Er zou een informatieplicht komen die vraagt om een goede uitleg over wat een zieke deelnemer moet doen en dat was ruim van tevoren bekend. Toch was de informatieverstrekking al vanaf 1-1-2008 niet op het gewenste niveau. Dat gebeurde pas jaren later. Uit ons onderzoek dat we afgelopen zomer hebben gepubliceerd blijkt dat de informatie over arbeidsongeschiktheid op websites van pensioenfondsen nog steeds niet bij alle fondsen op het juiste niveau is. En los daarvan is het natuurlijk de vraag of goed pensioenuitvoerderschap en regels van redelijkheid en billijkheid niet met zich brengen dat iemand die zich meldt en kan bewijzen dat hij arbeidsongeschikt is geweest gewoon alsnog die volledige premievrijstelling zou moeten krijgen.

Na de oproep van mijn voorganger was het logisch geweest dat met terugwerkende kracht gekeken was, hoe groot het probleem is en welk beleid daar bijpast. Dat is niet op grote schaal gebeurd, mag inmiddels duidelijk zijn. Ik weet dat de informatieverstrekking vanuit het UWV naar de pensioenuitvoerders in het begin niet lekker liep. Maar dat is geen excuus om niet op een later moment alsnog de bestanden van de pensioenuitvoerders naast die van het UWV te leggen. Gelukkig heeft een aantal pensioenuitvoerders dat wel gedaan, maar zeker niet allemaal.

Wat moet er nu gebeuren?

Het wordt tijd voor een goed debat over de aanbeveling van mijn voorganger. Kan de pensioensector als geheel besluiten om collectief aan de slag te gaan met de reparatie van de pensioenen voor arbeidsongeschikten die zich niet tijdig hebben gemeld voor of na 2011? Bij die belangenafweging kunnen fondsen met een lage dekkingsgraad eventueel kiezen voor een gedeeltelijke reparatie als daarmee bereikt wordt dat recht gedaan wordt aan alle belangen. Bij die analyse kan ook de eventuele herverzekeraar worden betrokken. In elk geval is het van belang dat dit proces is afgerond voordat de transitie naar een nieuw pensioencontract plaatsvindt.

Ongeacht de uitkomst van die discussie over het verleden moet voorkomen worden dat nieuwe gevallen van (geheel of gedeeltelijke) arbeidsongeschikten ten onrechte geen premievrije pensioenopbouw krijgen. Dat kan door pensioenuitvoerders te verplichten standaard te werken met de UWV-meldingen, en (nieuwe) arbeidsongeschikten goed te informeren over hun recht op premievrije opbouw en de mogelijkheden van vrijwillige voortzetting van hun deelname aan de pensioenregeling als hun dienstverband (te vroeg) stopt.

Uit ons onderzoek van afgelopen zomer blijkt dat de informatieverstrekking aan deze groep nog niet optimaal is. Blijkbaar zijn de huidige voorschriften in de PW niet streng genoeg. Een oplossing zou kunnen zijn dat het niet voldoen aan artikel 37 PW ook onder de boetebepalingen van de PW komt te vallen. Maar voor zover ik weet, heeft tot op heden het onvoldoende communiceren over premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid ook nog geen PW-boetes opgeleverd.

Daarnaast zou onderzocht kunnen worden of in de Pensioenwet opgenomen moet worden dat de werkgever de plicht heeft om arbeidsongeschiktheid te melden. Het lijkt logisch om als er al iets van een meldingsplicht blijft bestaan, die rol bij de werkgever neergelegd wordt en niet bij de arbeidsongeschikte werknemer. Daarbij kan er natuurlijk geen sprake zijn van verjaring.

Tot slot zou het mooi zijn als pensioenuitvoerders stilstaan bij de vraag of het redelijk is dat alleen iedereen die vanaf 2011 arbeidsongeschikt geworden is geholpen wordt. Op 15 september 2006 schreef de Minister Aart Jan de Geus in een Kamer brief het volgende:

“De Kamer heeft de wens uitgesproken dat ongelukken door misverstanden over de aanmelding bij arbeidsongeschiktheid moeten worden voorkomen. Indien de pensioenregeling een arbeidsongeschiktheidspensioen, en/of een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid kent, is het noodzakelijk de pensioenuitvoerder op de hoogte te stellen van de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer.”

Het feit dat de Tweede Kamer vroeg om misverstanden bij de aanmelding arbeidsongeschiktheid te voorkomen geeft aan dat er op dat moment al sprake was van een probleem. Is het niet logisch dat pensioenuitvoerders en hun toezichthouders daarnaar handelen?

Henriëtte de Lange
Ombudsman Pensioenen