Datum uitspraak: 5 februari 2025
Inhoudsindicatie: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. WIA-uitkering. Arbeidsongeschiktheidspensioen. WIA-uitkeringsgrens. Berekening fictief fulltime jaarsalaris.
Samenvatting: Verzoeker is tot 30 november 2018 werkzaam geweest bij een werkgever die valt onder de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (hierna: SBZ). Met ingang van 10 oktober 2017 ontvangt verzoeker een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA). Naast een WIA-uitkering ontvangt verzoeker op grond van het pensioenreglement een arbeidsongeschiktheidspensioen (hierna: AOP). De hoogte van het AOP is geregeld in artikel 29 lid 2 pensioenreglement (versie 2017) en bedraagt een percentage van het jaarsalaris boven de WIA-uitkeringsgrens. Hierbij wordt het loon geldend op ingangsdatum WIA/AOP steeds fictief verhoogd volgens de algemene loonronden bij zijn voormalig werkgever. Op de hoogte van het loon wordt het bedrag van de WIA-uitkeringsgrens vervolgens afgetrokken. Partijen verschillen van mening hoe art. 29 lid 2 pensioenreglement uitgelegd dient te worden. Verzoeker vindt dat SBZ op grond van het pensioenreglement moet rekenen en van jaar tot jaar moet blijven rekenen met de WIA-uitkeringsgrens geldend op de ingangsdatum van de WIA per 10 oktober 2017 of het arbeidsongeschiktheidspensioen per 1 oktober 2017 (statisch). SBZ vindt dat zij op grond van het pensioenreglement moet rekenen met de WIA-uitkeringsgrens van het betreffende tijdvak (dynamisch). Verder wordt na een wijziging van artikel 31 (voorheen 29) lid 6 van het pensioenreglement per 1 januari 2021 het laatstgenoten fictieve fulltime jaarsalaris niet meer onvoorwaardelijk verhoogd met de cao-loonindex, maar met hetzelfde percentage als waarmee de pensioenaanspraken en -rechten worden geïndexeerd. Indiener stelt dat deze wijziging van het pensioenreglement in strijd is met het wijzigingsverbod ex artikel 40 lid 2 van het pensioenreglement. De commissie acht haarzelf gedeeltelijk niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Voor het overige stelt de commissie SBZ in het gelijk.
Volledige uitspraak: