Uitspraak 2024-0220

Datum uitspraak: 21 februari 2025

Inhoudsindicatie: Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Partnerpensioen. Verevend pensioen. Wettelijk recht op uitbetaling. Intrekken van de geregistreerde verdeling. Vervalste Handtekening.

Samenvatting: Verzoeker is in 2009 gescheiden. Samen met zijn ex-partner heeft hij ABP in 2015 verzocht mee te werken aan verevening van het pensioen van zijn ex-partner. Beide ex-partners hebben het benodigde formulier ondertekend en aan het pensioenfonds gestuurd. Het pensioenfonds heeft de verdeling schriftelijk bevestigd. Kort daarna heeft de ex-partner een brief gestuurd aan het pensioenfonds met het verzoek de verdeling ongedaan te maken, waarbij ook een handtekening staat bij de naam van verzoeker. Dit verzoek wordt verwerkt en dat wordt door ABP schriftelijk bevestigd. Verzoeker, die inmiddels is verhuisd naar de Filipijnen, zegt hierover niet geïnformeerd te zijn. In 2023 meldt hij dat zijn handtekening op de brief is vervalst. Uit onderzoek door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) blijkt dat het iets waarschijnlijker is dat de handtekening is vervalst dan dat dit niet het geval is. Volgens ABP is dat uiteindelijk niet relevant, omdat de verdeling na de wettelijke termijn is aangevraagd en inmiddels duidelijk is dat niet langer beide ex-partners het eens zijn met de verevening. Het pensioenfonds keert het verevend pensioen daarom niet uit aan verzoeker. Verzoeker vindt dat ABP zich moet houden aan de bevestiging uit 2015 en het verevend pensioen met terugwerkende kracht rechtstreeks aan hem moet uitkeren. De geschillencommissie besluit dat ABP vanaf de datum van deze uitspraak het verevend pensioen rechtstreeks aan verzoeker moet uitbetalen.

Volledige uitspraak:

Uitspraak 2024-0220