Gepubliceerd op: 26/11/2024
Situatie: de indiener van het geschil is in 2012 van werkgever gewisseld. Hij is in zijn proeftijd ziek geworden en de nieuwe werkgever heeft hem vervolgens ontslagen in zijn proeftijd. Na 2 jaar ziekte is de deelnemer in 2014 in de WIA gekomen. Helaas is hij volledig arbeidsongeschikt.
De nieuwe werkgever is aangesloten is bij PMT. De indiener vraagt het pensioenfonds om premievrije pensioenopbouw. PMT kent dat niet toe omdat hij een te korte periode in dienst is geweest. Hij had namelijk ook nog deelnemer moeten zijn bij PMT op het moment dat hij in 2014 voor het eerst een WIA-uitkering ging ontvangen. Om dit probleem op te lossen heeft de indiener verzocht om zijn pensioenopbouw vrijwillig voort te zetten. Dit was ook niet mogelijk volgens PMT omdat de klager nog geen drie jaar deelnemer was in het pensioenfonds.
Rol werkgever: Dat de indiener van het geschil niet eerder deelnemer was bij PMT komt naar eigen zeggen doordat zijn voormalig werkgever in het verleden probeerde onder de verplichtstelling van PMT uit te komen. Toen de werkgever wel onder de verplichtstelling viel is de indiener van het geschil vrijwel onzichtbaar overgeplaatst naar een vastgoed vennootschap die niet onder de verplichtstelling viel. Zijn werkzaamheden wijzigden echter niet en hadden ook niets met vastgoed te maken. Uiteraard heeft PMT ook een rol bij de handhaving en controle van haar verplichtstelling.
Voorstel ombudsman: De kern van de onderzochte oplossingsrichting was dat PMT in dit specifieke geval coulance zou toepassen voor de driejaarstermijn voor het actief zijn in de branche. De indiener zou vervolgens alsnog de werknemers – en werkgeverspremie betalen en daarmee zijn pensioen vrijwillig voortzetten voor de periode van bijna 2 jaar tussen het einde van zijn dienstverband en de start van de WIA-uitkering. Vervolgens zou PMT de premievrije voortzetting toekennen.
Uitkomst: PMT wijst het bemiddelingsvoorstel na intern beraad af en stelt dat het op basis van juridische argumenten geen coulance wil toepassen.
Advies van de ombudsman: De ombudsman kan op zichzelf de – strikt juridische – uitleg van het reglement van PMT volgen, maar tegelijkertijd voelen de materiële gevolgen hiervan voor de klager niet fair. De menselijke maat ontbreekt. Alles overwegende adviseert de ombudsman PMT daarom coulance te hanteren voor de driejaarstermijn voor vrijwillige voortzetting. Waarbij vervolgens PMT aan de klager voor minstens 50% de mogelijkheid geeft om de premie voor vrijwillige voortzetting te betalen waardoor hij dan voor hetzelfde percentage premievrije opbouw krijgt. Volgens de ombudsman maakt de combinatie van factoren de casus redelijk uniek. Hierdoor zijn er voor PMT geen materiële financiële consequenties en daardoor ook geen merkbare gevolgen voor de collectiviteit.
Bijlage: Volledig advies OMP aan PMT inzake toepassen coulance vanwege arbeidsongeschiktheid